Hij beval Jerachmeël, een lid van de koninklijke familie, Seraja, de zoon van Azriël, en Selemja, de zoon van Abdiël, om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia gevangen te nemen. Maar de HEER gaf hun een schuilplaats.
Nadat de koning de rol met alles wat Jeremia aan Baruch had gedicteerd, verbrand had, richtte de HEER zich tot Jeremia:
‘Neem een nieuwe rol en schrijf daarin alles wat in de eerste rol stond, die koning Jojakim van Juda heeft verbrand. Zeg tegen hem:
Dit zegt de HEER:
Je hebt de rol verbrand en Jeremia verweten daarin te hebben geschreven dat de koning van Babylonië dit land zal binnenvallen, dat hij het zal verwoesten en de mensen en dieren zal uitroeien. Daarom – dit zegt de HEER over koning Jojakim van Juda:
Er zal geen nakomeling van hem op de troon van David zitten. Zijn lijk zal naar buiten worden gegooid, en overdag zijn blootgesteld aan de hitte en ’s nachts aan de kou. Ik zal hem, zijn kinderen en zijn hovelingen voor hun wandaden laten boeten. Ik zal over hen, de bevolking van Jeruzalem en die van Juda al het onheil brengen dat Ik hun heb aangekondigd. Want ze hebben niet willen luisteren.’ Hierop nam Jeremia een nieuwe rol en gaf die aan de schrijver Baruch, de zoon van Neria. Deze schreef er alles in wat Jeremia hem dicteerde, alles uit de boekrol die koning Jojakim van Juda had verbrand. Bovendien werden er veel woorden van gelijke strekking aan toegevoegd.