Page 1 of 14
1 2 3 14

Genesis 1:1-19 De schepping van hemel en Aarde 1

In het begin schiep God de hemel en de Aarde. De aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de oervloed, maar Gods geest zweefde over het water. God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht. God zag dat het licht goed was, en Hij scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde Hij dag, de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd morgen. De eerste dag. God zei: ‘Er moet midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’ En zo gebeurde het. God maakte het gewelf en scheidde het water onder het gewelf van het water erboven.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 1:20-31 De schepping van hemel en Aarde 2

God zei: ‘Het water moet wemelen van levende wezens, en boven de Aarde, langs het hemelgewelf, moeten vogels vliegen.’ En Hij schiep de grote zeemonsters en alle soorten levende wezens waarvan het water wemelt en krioelt, en ook alles wat vleugels heeft. En God zag dat het goed was. God zegende ze met de woorden: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk en vul het water van de zee. En ook de vogels moeten talrijk worden, overal op Aarde.’ Het werd avond en het werd morgen. De vijfde dag. God zei: ‘De Aarde moet allerlei levende wezens voortbrengen: vee, kruipende dieren en wilde dieren.’

0Shares
Lees meer ...

Genesis 2:5-14 De tuin van Eden 1

In de tijd dat God, de HEER, Aarde en hemel maakte, groeide er op de Aarde nog geen enkele struik en was er geen enkele plant opgeschoten, want God, de HEER, had het nog niet laten regenen op de Aarde, en er waren geen mensen om het land te bewerken; wel was er water dat uit de Aarde opwelde en de aardbodem overal bevloeide. Toen maakte God, de HEER, de mens.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 2:15-25 De tuin van Eden 2

God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. Hij hield hem het volgende voor: ‘Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven.’ God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, Ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. Toen vormde Hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels,

0Shares
Lees meer ...

Genesis 3:1-13 De tuin van Eden 3

Van alle in het wild levende dieren die God, de HEER, gemaakt had, was de slang het sluwst. Dit dier vroeg aan de vrouw: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten,’ antwoordde de vrouw, ‘behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ ‘Jullie zullen helemaal niet sterven,’ zei de slang. ‘Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet,

0Shares
Lees meer ...

Genesis 3:14-24 De tuin van Eden 4

God, de HEER, zei tegen de slang: ‘Vervloekt ben jij dat je dit hebt gedaan, het vee zal je voortaan mijden, wilde dieren wenden zich af; op je buik zul je kruipen en stof zul je eten, je hele leven lang. Vijandschap sticht Ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Je zwangerschap maak Ik tot een zware last, zwoegen zul je als je baart. Je zult je man begeren, en hij zal over je heersen.’ Tegen de mens zei Hij: ‘Je hebt geluisterd naar je vrouw, gegeten van de boom die Ik je had verboden.

0Shares
Lees meer ...

Genesis 4:1-16 Adams zonen 1

De mens, Adam, had gemeenschap met Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Kaïn ter wereld. ‘Met de hulp van de HEER,’ zei ze, ‘heb ik het leven geschonken aan een man!’ Later bracht ze zijn broer ter wereld, Abel. Abel werd herder, Kaïn werd landbouwer. Op een keer bracht Kaïn de HEER een offer van wat hij had geoogst. Ook Abel bracht een offer; van de eerstgeboren dieren van zijn kudde koos hij de mooiste uit. De HEER merkte Abel en zijn offer op, maar voor Kaïn en zijn offer had hij geen oog. Dat maakte Kaïn woedend, zijn blik werd donker. De HEER vroeg hem: ‘Waarom ben je zo kwaad, waarom kijk je zo donker?

0Shares
Lees meer ...

Genesis 4:17-26 Adams zonen 2

Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw, en zij werd zwanger en bracht Henoch ter wereld. Kaïn was toen een stad aan het bouwen en hij noemde die Henoch, naar zijn zoon. Henoch kreeg een zoon, Irad. Irad was de vader van Mechujaël, Mechujaël was de vader van Metusaël en Metusaël was de vader van Lamech. Lamech nam twee vrouwen; de ene heette Ada, de andere Silla. Ada bracht Jabal ter wereld;

0Shares
Lees meer ...

Genesis 5:1-20 Van Adam tot Noach 1

Dit is de lijst van Adams nakomelingen. Toen God Adam schiep, de mens, maakte Hij hem zo dat hij leek op God. Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij de mensen. Hij zegende hen en noemde hen mens toen zij werden geschapen. Toen Adam 130 jaar was, verwekte hij een zoon die op hem leek, die zijn evenbeeld was. Hij noemde hem Set. Na de geboorte van Set duurde Adams leven nog 800 jaar. Hij verwekte zonen en dochters. In totaal leefde hij 930 jaar. Daarna stierf hij.

0Shares
Lees meer ...
Page 1 of 14
1 2 3 14