Jona 1:1-9 1

Eens richtte de HEER zich tot Jona, de zoon van Amittai: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen, want het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend.’ En Jona maakte zich gereed, maar vluchtte naar Tarsis, weg van de HEER. Hij ging naar Jafo en vond er een schip met bestemming Tarsis. Hij betaalde de overtocht en ging aan boord om mee te varen naar Tarsis, weg van de HEER.

0Shares
Lees meer ...

Jona 1:10-16 2

De mannen werden doodsbang, en toen ze van hem hoorden dat hij was weggevlucht van de HEER, zeiden ze tegen hem: ‘Hoe heb je dat kunnen doen?’ En ze vroegen hem: ‘Wat moeten we met je doen, dat de zee ons met rust laat?’ Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger. Hij antwoordde: ‘Gooi me in zee, dan zal de zee jullie met rust laten.

0Shares
Lees meer ...

Jona 2:1-11

De HEER liet Jona opslokken door een grote vis. Drie dagen en drie nachten zat Jona in de buik van de vis. Toen begon hij in de buik van de vis tot de HEER, zijn God, te bidden: ‘In mijn nood roep ik de HEER aan en Hij antwoordt mij. Uit het rijk van de dood schreeuw ik om hulp – U hoort mijn stem! U slingerde mij de diepte in, naar het hart van de zee. Door kolkend water ben ik omgeven, zwaar slaan Uw golven over mij heen.

0Shares
Lees meer ...

Jona 3:1-10

Opnieuw richtte de HEER zich tot Jona: ‘Maak je gereed en ga naar Nineve, die grote stad, om haar aan te klagen met de woorden die Ik je zeg.’ En Jona maakte zich gereed en ging naar Nineve, zoals de HEER hem opgedragen had. Nineve was een reusachtige stad, ter grootte van drie dagreizen. Jona trok de stad in, één dagreis ver, en riep: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’ De inwoners van Nineve geloofden God:

0Shares
Lees meer ...

Jona 4:1-11

Dit wekte grote ergernis bij Jona en hij werd kwaad. Hij bad tot de HEER: ‘Ach HEER, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: U bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ Maar de HEER zei: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’ Nadat Jona Nineve had verlaten, was hij aan de oostkant van de stad gaan zitten. Hij had er een hut gemaakt om in de schaduw af te wachten wat er met de stad zou gebeuren.

0Shares
Lees meer ...