Chananja nam toen het juk van Jeremia’s nek, brak het in stukken en zei ten overstaan van allen die daar waren:
‘Dit zegt de HEER:
Zo zal Ik binnen twee jaar het juk van koning Nebukadnessar van Babylonië van alle volken afnemen en in stukken breken.’ Hierop verliet Jeremia de tempel.
Enige tijd later richtte de HEER zich tot Jeremia:
‘Ga naar Chananja en zeg hem:
Dit zegt de HEER:
Je hebt een houten juk in stukken gebroken en het door een ijzeren juk vervangen. Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Ik leg alle volken een ijzeren juk op, waarmee ze koning Nebukadnessar van Babylonië moeten dienen. Zelfs de wilde dieren onderwerp Ik aan hem.’ De profeet Jeremia zei toen tegen de profeet Chananja:
‘Luister goed, Chananja! Jij bent niet door de HEER gezonden. Je hebt bij het volk valse hoop gewekt. Daarom – dit zegt de HEER:
Ik zal je alsnog zenden, Ik zend je weg van de aarde. Je zult nog dit jaar sterven, want met je profetieën heb je het volk opgezet tegen de HEER.’ En de profeet Chananja stierf nog datzelfde jaar, in de zevende maand.