De HEER van de hemelse machten heeft bij Zichzelf gezworen:
Ik bedek dat land met vijanden, als sprinkhanen zo talrijk, ze heffen strijdkreten tegen je aan.’
Hij die de aarde heeft gemaakt met Zijn kracht, de wereld heeft gegrondvest met Zijn wijsheid, de hemel heeft gespannen met Zijn inzicht – als Hij Zijn stem verheft, ruist water uit de hemel neer. Wolken wekt Hij aan de einder, bliksems smeedt Hij, de regen valt, Hij laat de wind los uit Zijn schatkamers. Het menselijk verstand staat daarbij stil. De goudsmid schaamt zich voor zijn beelden. Zijn gietsels zijn niets, ze ademen niet, lege, bespottelijke maaksels zijn het. Wanneer er met ze wordt afgerekend, blijft er niets van over. Hoe anders is de God van Jakob, Hij die alles vorm gegeven heeft en aan wie het volk van Israël behoort. Zijn naam is HEER van de hemelse machten.
‘Medië, je bent Mijn strijdhamer, Mijn wapen in de strijd. Met jou verbrijzel Ik volken, vernietig Ik koninkrijken. Met jou verbrijzel Ik paarden en ruiters, vernietig Ik wagens en menners. Met jou verbrijzel Ik mannen en vrouwen, vernietig Ik jong en oud. Met jou verbrijzel Ik jongens en meisjes, vernietig Ik herders en kudden. Met jou verbrijzel Ik boeren en ploegossen, vernietig Ik bestuurders en bevelhebbers. Israël, Ik zal ze laten boeten, de inwoners van Babel en Chaldea, voor alles wat ze voor jouw ogen in Sion hebben aangericht – spreekt de HEER. Babel, berg die alles vernietigt, die heel de aarde verwoest, Ik grijp je vast en gooi je in de diepte – spreekt de HEER -, Ik maak van jou een berg van as. Niemand zal nog een hoeksteen uit je kappen, of stenen voor een fundament. Je wordt voor altijd een verlaten oord – spreekt de HEER.