Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard? Als een loot schoot Hij op onder Gods ogen, als een wortel die uitloopt in dorre grond. Onopvallend was Zijn uiterlijk, Hij miste iedere schoonheid, Zijn aanblik kon ons niet bekoren. Hij werd veracht, door mensen gemeden, Hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was, een man die Zijn gelaat voor ons verborg, veracht, door ons verguisd en geminacht. Maar Hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen Hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd Hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd Hij getuchtigd, Zijn striemen brachten ons genezing. Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op Hem neerkomen. Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed Zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed Hij Zijn mond niet open. Door een onrechtvaardig vonnis werd Hij weggenomen. Wie van Zijn tijdgenoten heeft er oog voor gehad? Hij werd verbannen uit het land der levenden, om de zonden van Mijn volk werd Hij geslagen. Hij kreeg een graf bij misdadigers, Zijn laatste rustplaats was bij de rijken; toch had Hij nooit enig onrecht begaan, nooit bedrieglijke taal gesproken. Maar de HEER wilde Hem breken, Hij maakte Hem ziek. Hij offerde Zijn leven voor hun schuld, om Zijn nageslacht te zien en lang te leven. En door Zijn toedoen slaagde wat de HEER wilde. Na het lijden dat Hij moest doorstaan, zag Hij het licht en werd met kennis verzadigd.
Mijn rechtvaardige dienaar verschaft velen recht, Hij neemt hun wandaden op zich. Daarom ken Ik Hem een plaats toe onder velen en zal Hij met machtigen delen in de buit, omdat Hij Zijn leven prijsgaf aan de dood en zich tot de zondaars liet rekenen. Hij droeg echter de schuld van velen en nam het voor zondaars op.