Ik maak dat hij jullie gunstig gezind is; hij zal genade voor recht laten gelden en jullie laten terugkeren naar je akkers. Maar als jullie zeggen:
“Wij blijven niet in dit land,” als jullie de HEER, jullie God, niet gehoorzamen, maar zeggen:
“Wij gaan toch naar Egypte, waar wij geen oorlog zullen meemaken, geen hoornsignalen zullen horen, geen honger zullen lijden, daar gaan wij wonen,” luister dan naar de woorden van de HEER, overlevenden van Juda! Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Als jullie volharden in je voornemen naar Egypte uit te wijken, dan zal het zwaard dat jullie vrezen je in Egypte achterhalen, zal de honger waar jullie zo bang voor zijn je tot in Egypte volgen en zullen jullie daar sterven. Iedereen die bij zijn voornemen blijft om naar Egypte uit te wijken, zal sterven door het zwaard, de honger en de pest. Niemand zal het onheil waarmee Ik hem tref overleven of het kunnen ontvluchten. Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Zoals Ik Mijn grote woede heb uitgestort over de inwoners van Jeruzalem, zo zal Ik Mijn woede over jullie uitstorten zodra jullie in Egypte aankomen. Jullie naam zal als een vloek worden gebruikt, jullie zullen worden bespot en ontzetting wekken, en jullie zullen dit land niet terugzien.’ En Jeremia vervolgde:
‘De HEER heeft tot u gesproken, overlevenden van Juda. Ga niet naar Egypte! Besef goed dat ik u nu waarschuw. U vergist u, en zet daarmee uw leven op het spel. Want u hebt mij eerst gevraagd:
“Bid voor ons tot de HEER, onze God. Vertel ons alles wat Hij zegt, en wij zullen het doen.” Maar nu ik u dat verteld heb, luistert u niet naar de woorden waarmee de HEER, uw God, mij naar u gezonden heeft. Besef daarom goed dat u in het land waarheen u wilt uitwijken, zult sterven door het zwaard, de honger en de pest.’