Een koning die rechtvaardig regeert en leiders die leiden volgens het recht zijn als een beschutting tegen de wind, als een schuilplaats voor een wolkbreuk, als waterstromen in een dorre streek, als de koele schaduw van een rots in een dorstig, uitgedroogd land. Ogen zullen niet langer blind zijn, oren luisteren weer aandachtig; de onbezonnen geest verwerft kennis en inzicht, de tong van stotteraars spreekt vloeiend en vlot. Dan wordt een dwaas niet meer edel genoemd, een bedrieger niet langer aanzienlijk. Want een dwaas spreekt dwaas en zijn hart brengt ongerechtigheid voort:
hij handelt goddeloos en hij lastert de HEER; wie honger lijdt laat hij onverzadigd, de dorstige geeft hij niets te drinken. Een bedrieger kiest valse middelen, hij beraamt snode plannen en tracht, door leugens rond te strooien, de verdrukte in het verderf te storten, en de zwakke wanneer die zijn recht bepleit. Maar een edel mens zint op edele daden, hij zet zich in voor al wat edel is.
Sta op, zorgeloze vrouwen, hoor Mij aan, meisjes vol vertrouwen, luister naar Mijn woorden. Over iets meer dan een jaar zullen jullie sidderen, jullie die nu nog vol vertrouwen zijn. Want dan is er geen wijnoogst meer, geen pluk die nog vruchten oplevert.