Wee jullie, koppige kinderen – spreekt de HEER -, die plannen uitvoeren tegen Mijn wil, verdragen sluiten tegen Mijn zin en zo zonde op zonde stapelen; die zonder Mij te raadplegen op weg gaan naar Egypte, om te schuilen in de vesting van de farao en bescherming te zoeken in de schaduw van Egypte. De vesting van de farao zal jullie schande brengen, de bescherming van Egyptes schaduw smaad. Al gaan jullie leiders naar Soan, al komen jullie gezanten tot in Chanes, ze bereiken er helemaal niets, want dat volk heeft niets te bieden. Het brengt hun geen hulp of voordeel, maar slechts schande, spot en hoon.
Profetie over de dieren van het Zuiden.
Door een land van ellende en ontbering – het domein van leeuwin en leeuw, van slang en vliegensvlugge cobra – vervoeren zij hun schatten op ezelsruggen, hun rijkdommen op kamelenbulten, naar een volk dat niets te bieden heeft. De hulp van Egypte is loos en leeg; dus noem Ik het Rahab, ‘Tandeloos monster’. Neem een stenen plaat en schrijf dit op, leg het met zoveel woorden voor hen vast, zodat het bewaard blijft tot in eeuwigheid.
Onhandelbaar volk, kinderen vol bedrog, die niet willen luisteren naar het onderricht van de HEER. Tegen de zieners zeggen zij:
‘Voor ons geen visioenen!’ en tegen de schouwers:
‘Schouw niet naar waarheid. Spreek leugens tegen ons en valse profetieën. Verlaat de juiste weg, wijk af van het rechte spoor. Val ons niet lastig met de Heilige van Israël.’