Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkoren. Hij zal hen in vrede laten wonen op hun eigen grond. Vreemdelingen zullen zich bij hen aansluiten en zich voegen bij het volk van Jakob.
Want de andere volken zullen de Israëlieten halen en hen terugbrengen naar hun eigen land. Daarna zullen de Israëlieten die volken in bezit krijgen, als slaven en slavinnen, op het grondgebied van de HEER. Zij zullen gevangennemen wie hen gevangenhielden, en heersen over wie hen overmeesterd hadden.
Dan, op die dag, zal de HEER jullie vrede geven en een eind maken aan jullie zwoegen, jullie ellende, jullie slavendienst. En jullie zullen het volgende spotlied op de koning van Babylonië aanheffen:
‘Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij. De HEER heeft de stok van de goddelozen gebroken, de scepter van de heersers, die de volken sloeg met woedende slagen, zonder eind, die hen belaagde met Zijn toorn, zonder maat. Overal op aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt.
Op de Libanon heerst zelfs vreugde onder de ceders en de cipressen:
“Nu jij geveld bent, komt niemand ons meer vellen.” Het dodenrijk beneden is in rep en roer om jou een ontvangst te bereiden:
het wekt de schimmen voor je op van alle leiders van de aarde, het laat de vorsten van vreemde volken voor jou opstaan van hun troon. Hoor hoe zij je onthalen:
“Nu ben jij even zwak als wij, je bent echt een van ons.