De HEER vernietigt Babel, Hij maakt een einde aan het feestgedruis. Zijn troepen overspoelen het als donderende golven. Een vernietiger trekt op tegen Babel, de soldaten geven zich gewonnen, hun bogen worden stukgebroken. Want de HEER is een God die wreekt, Zijn vergelding kan niet worden afgewend. Ik zal Babels leiders en wijzen, bestuurders, bevelhebbers en soldaten dronken voeren. Ze vallen voorgoed in slaap, ze worden nooit meer wakker – spreekt de Koning, wiens naam is HEER van de hemelse machten. Dit zegt de HEER van de hemelse machten:
Babels brede muren worden tot de laatste steen gesloopt, zijn hoge poorten gaan in vlammen op. De volken zwoegen voor niets, de naties matten zich af voor een verslindend vuur.’
Hier volgt de opdracht van Jeremia aan Seraja, de zoon van Neria, de zoon van Machseja. Seraja was hofmaarschalk van koning Sedekia van Juda. Hij vergezelde koning Sedekia naar Babel, in het vierde jaar van diens regering. Jeremia had zijn profetie over het onheil dat Babel zou treffen, alles wat hiervoor beschreven staat, in een boekrol opgeschreven. Hij zei tegen Seraja:
‘Als u in Babel bent aangekomen, moet u deze hele boekrol voorlezen. Verder moet u het volgende zeggen:
“HEER, U bent het die heeft aangekondigd dat hij deze stad gaat verwoesten. Niets of niemand zal er nog wonen, mens noch dier, ze wordt voor altijd een verlaten oord.” Nadat u de boekrol helemaal voorgelezen hebt, moet u hem aan een steen vastmaken en in de Eufraat gooien. Zeg dan:
“Zo zal Babel verzinken en nooit meer bovenkomen. Door het onheil dat Ik, de HEER, over Babel breng zal het ten onder gaan.”’
Hier eindigen de profetieën van Jeremia.