In hun bijzijn gaf ik Baruch de volgende opdracht:
“Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Stop deze contracten, zowel het gesloten als het open contract, in een kruik; dan blijven ze lange tijd in goede staat. Want dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Eens zullen in dit land opnieuw akkers, huizen en wijngaarden worden gekocht.”
Nadat ik het koopcontract aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had, bad ik tot de HEER:
“Ach HEER, mijn God, U hebt met Uw grote kracht, met Uw machtige arm, de hemel en de aarde gemaakt. Voor U is niets onmogelijk. U bewijst Uw liefde aan duizenden, U laat voor de schuld van de ouders ook de kinderen boeten, U bent de grote, machtige God, Uw naam is HEER van de hemelse machten. Uw besluiten zijn indrukwekkend, Uw daden machtig. U let aandachtig op de levensweg van de mensen en beloont ieder naar zijn daden. U hebt in Egypte tekenen en wonderen verricht, en verricht die tot op de dag van vandaag in Israël en onder heel de mensheid, zodat Uw naam nu overal gevestigd is. U hebt Uw volk Israël met angstaanjagende tekenen en wonderen uit Egypte weggeleid, met sterke hand en opgeheven arm, en U hebt hun dit land gegeven, dat U hun voorouders onder ede had beloofd:
een land dat overvloeit van melk en honing. Uw volk trok het binnen en nam het in bezit, maar gehoorzaamde U niet. Ze leefden Uw wet niet na, volgden Uw geboden niet op. Daarom werd deze ellende hun deel. De belegeringswal reikt al tot de stadsmuur, de stad staat op het punt te worden ingenomen. Ze valt in handen van de Chaldeeën, die haar bestormen. Het zwaard, de honger en de pest brengen haar ten val. Wat U hebt aangekondigd, ziet U nu zelf gebeuren. Toch hebt U, HEER, mijn God, mij gezegd de akker te kopen en in aanwezigheid van getuigen te betalen. En dat terwijl de stad in handen van de Chaldeeën valt.”’