Beter daarom uw leven en luister naar de HEER, uw God, opdat Hij afziet van het onheil dat Hij u heeft aangekondigd. Wat mijzelf betreft:
ik ben in uw handen, u kunt met mij doen wat u goed en rechtvaardig acht. Maar besef wel dat u door mij te doden onschuldig bloed vergiet, waarvoor u zelf, deze stad en de inwoners zullen boeten, want werkelijk, de HEER heeft mij gestuurd om u te waarschuwen.’ Toen zeiden de leiders en de andere aanwezigen tegen de priesters en de profeten:
‘Deze man kan niet ter dood gebracht worden, want hij heeft in de naam van de HEER, onze God, tot ons gesproken.’ En enkelen van de oudsten van het land stonden op en zeiden tegen het samengestroomde volk:
‘Toen Hizkia koning van Juda was trad Micha uit Moreset op als profeet. Hij zei tegen het volk van Juda:
“Dit zegt de HEER van de hemelse machten:
De Sion zal als een akker worden omgeploegd, Jeruzalem zal tot een puinhoop worden, de tempelberg tot een overwoekerde heuvel.” Maar hebben koning Hizkia en de bevolking van Juda Micha ter dood gebracht? Hizkia had ontzag voor de HEER en wist Hem gunstig te stemmen, zodat de HEER afzag van het onheil dat Hij hun had aangekondigd. Als we deze man doden, roepen we groot onheil over ons af!’
Er was nog een ander die als profeet optrad in de naam van de HEER:
Uria uit Kirjat-Jearim, de zoon van Semaja. Ook hij profeteerde tegen Jeruzalem en Juda, en hij verkondigde hetzelfde als Jeremia. Toen koning Jojakim, de bevelhebbers en de raadsheren zijn profetieën hoorden, wilde de koning hem ter dood laten brengen. Uria kwam dat te weten en vluchtte in paniek naar Egypte. Maar de koning stuurde Elnatan, de zoon van Achbor, met een aantal mannen achter hem aan. Ze haalden Uria terug en leidden hem voor koning Jojakim, die hem liet doden. Zijn lijk liet hij in een gewoon volksgraf werpen.
Maar Jeremia werd beschermd door Achikam, de zoon van Safan, zodat hij niet werd uitgeleverd aan het volk, dat hem wilde doden.