Troost, troost Mijn volk, zegt jullie God. Spreek Jeruzalem moed in, maak haar bekend dat haar slavendienst voorbij is, dat haar schuld is voldaan, omdat zij een dubbele straf voor haar zonden uit de hand van de HEER heeft ontvangen.
Hoor, een stem roept:
‘Baan voor de HEER een weg door de woestijn, effen in de wildernis een pad voor onze God. Laat elke vallei verhoogd worden en elke berg en heuvel verlaagd, laat ruig land vlak worden en rotsige hellingen rustige dalen. De luister van de HEER zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft. De HEER heeft gesproken!’
Hoor, een stem zegt:
‘Roep!’ En een stem antwoordt:
‘Wat zou ik roepen? De mens is als gras, hij bloeit als een veldbloem. Het gras verdort en de bloem verwelkt wanneer de adem van de HEER erover blaast. Ja, als gras is dit volk.’ Het gras verdort en de bloem verwelkt, maar het woord van onze God houdt altijd stand.
Beklim een hoge berg, vreugdebode Sion, verhef je stem met kracht, vreugdebode Jeruzalem, verhef je stem, vrees niet. Zeg tegen de steden van Juda:
‘Ziehier jullie God!’ Ziehier God, de HEER! Hij komt met kracht, Zijn arm zal heersen. Zijn loon heeft Hij bij zich, Zijn beloning gaat voor Hem uit. Als een herder weidt Hij Zijn kudde:
Zijn arm brengt de lammeren bijeen, Hij koestert ze, en zorgzaam leidt Hij de ooien.
God is onvergelijkbaar.
Wie heeft de wateren met holle hand omvat, de hemel gemeten met een ellenmaat? Wie heeft het stof van de aarde met een maatlepel afgepast? Wie heeft de bergen gewogen op een weegschaal, de heuvels met balans en gewichten? Wie heeft de geest van de HEER gemeten? Heeft iemand Hem ooit raad gegeven? Wie raadpleegt Hij, wie biedt Hem inzicht? Wie leidt Hem op de paden van het recht? Wie leidt Hem naar de wijsheid? Wie toont Hem de weg van het inzicht? In Zijn ogen zijn de volken als een druppel in een emmer, als een stofje op een weegschaal; de eilanden weegt Hij als zandkorrels.