Ik zal me door jullie laten vinden – spreekt de HEER – en Ik zal in je lot een keer brengen. Ik zal jullie samenbrengen uit alle volken en plaatsen waarheen Ik je verbannen heb – spreekt de HEER – en je laten terugkeren naar Jeruzalem, waaruit Ik je heb laten wegvoeren.
Misschien zeggen jullie:
“De HEER heeft ons toch ook in Babel profeten gegeven?” Maar dit zegt de HEER over de koning die op de troon van David zit en over de hele bevolking van Jeruzalem, je volksgenoten die niet met jullie in ballingschap zijn gegaan, dit zegt de HEER van de hemelse machten:
Ik stuur het zwaard, de honger en de pest op hen af, Ik zal met hen hetzelfde doen als met bedorven vijgen, die niet meer te eten zijn. Ik zal hen met het zwaard, de honger en de pest achtervolgen en hen tot een afschrikwekkend voorbeeld voor alle koninkrijken op aarde maken. Hun namen zullen als een vloek worden gebruikt, ze zullen afschuw en ontzetting wekken en bespot worden door alle volken waarnaar Ik hen zal verbannen. Want ze hebben niet naar Mij geluisterd – spreekt de HEER -, hoewel Ik telkens weer Mijn dienaren, de profeten, naar hen zond. En ook jullie hebben niet naar Mij geluisterd – spreekt de HEER. Luister naar Mijn woorden, ballingen, die Ik vanuit Jeruzalem naar Babel heb laten voeren. Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël, over de profeten Achab, de zoon van Kolaja, en Sedekia, de zoon van Maäseja, die in Mijn naam leugens profeteren:
Ik lever hen uit aan koning Nebukadnessar van Babylonië, die hen voor jullie ogen zal terechtstellen.