Je zegt bij jezelf:
Wie zou mij die kinderen schenken? Ik heb toch geen kinderen? Ik ben onvruchtbaar, verbannen en verstoten. En wie zou hen grootbrengen? Ik ben alleen over – waar komen zij dan vandaan? Maar dit zegt God, de HEER:
Ik zal Mijn hand opheffen naar vreemde volken, Ik steek Mijn vaandel voor hen op. Ze nemen je zonen op hun arm en dragen je dochters op hun schouders. Koningen zullen je verzorgen, vorstinnen zullen je zogen. Ze zullen voor je knielen, zich diep vooroverbuigen, en het stof van je voeten likken. Dan zul je erkennen dat Ik de HEER ben, die niet beschaamt wie op Hem hopen.
‘Alsof een strijder zich zijn buit laat afnemen! Kunnen gevangenen soms ontkomen aan een tiran?’ Toch zegt de HEER:
Gevangenen worden de strijder ontnomen, de tiran zal zijn buit verliezen. Wie een geding voert tegen jou zal Ik in een geding bestrijden, en Ikzelf zal je kinderen redden. Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten, hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt. Dan zal iedereen erkennen dat Ik, de HEER, je Redder ben, je Beschermer, de Machtige van Jakob.