Zodra koning Hizkia de boodschap hoorde, scheurde hij zijn kleren, trok een boetekleed aan en begaf zich naar de tempel van de HEER. Hofmeester Eljakim, hofschrijver Sebna en de oudsten van de priesters stuurde hij gehuld in boetekleren naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos. Ze zeiden hem:
‘Dit zegt Hizkia:
“Deze dag is er een van angst, straf en vernedering:
het is als bij een geboorte waarbij de baarmoeder ontsloten is maar de kracht om te baren ontbreekt. Maar misschien slaat de HEER, uw God, acht op wat de rabsake gezegd heeft, die door zijn heer, de koning van Assyrië, hierheen is gestuurd om de levende God te honen, en misschien zal Hij die belediging vergelden. Bid daarom voor degenen van ons volk die er nog over zijn.”’ Zo kwamen de hovelingen van koning Hizkia bij Jesaja, en Jesaja antwoordde hun:
‘Zeg tegen uw koning:
“Dit zegt de HEER:
Laat je niet ontmoedigen door de woorden waarmee de knechten van de koning van Assyrië Mij hebben bespot. Ik zal hem een geest sturen en hem een gerucht laten influisteren waardoor hij naar zijn eigen land terugkeert, en daar zal Ik hem een gewelddadige dood laten sterven.”’
Inmiddels had de rabsake zich weer bij zijn koning gevoegd, die, zoals hij had vernomen, zijn kamp bij Lachis had opgebroken en nu de aanval had geopend op Libna. Maar Sanherib ving het gerucht op dat koning Tirhaka van Nubië was uitgetrokken om de strijd met hem aan te binden en zond, toen hij dat hoorde, gezanten naar Hizkia, met de opdracht:
‘Zeg tegen koning Hizkia van Juda:
“Laat u niet misleiden door de HEER, uw God, in wie u uw vertrouwen hebt gesteld omdat Hij u heeft toegezegd dat Jeruzalem niet in handen zal vallen van de koning van Assyrië. U hebt toch zelf gehoord hoe de koningen van Assyrië alle landen die ze binnenvielen vernietigd hebben. Zou u dan gered worden? Gozan, Charan, Resef en de inwoners van Eden in Telassar, die door mijn voorouders werden uitgeroeid, zijn toch ook niet door hun goden gered? En wat is er geworden van de koningen van Hamat en Arpad, en van de koningen van de stad Sefarwaïm en van Hena en Iwwa?”’