Dwergooruil en stekelvarken nemen het in bezit, raaf en ransuil zullen er huizen. Hij heeft er het meetlint van de chaos gespannen, Hij weegt het met de weegstenen van de woestenij. Er zijn geen edelen meer over om het koningschap te bekleden, alle vorsten zijn verdwenen. Dorens overwoekeren de burchten, onkruid en distels de vestingen. Het land wordt het domein van jakhalzen, de woonplaats van struisvogels. Het is de ontmoetingsplaats van woestijndieren en hyena’s, bokken meten daar hun krachten. Lilit zoekt er rust en leeft er ongestoord. Daar nestelt de pijlslang, ze legt er eieren en gaat er broeden, ze broedt ze in haar eigen schaduw uit. Daar verzamelen zich buizerds, ze komen er in paren bijeen.
Zoek het na in het boek van de HEER:
niet één van die dieren ontbreekt, ze staan er in paren bijeen; want het is uit Zijn mond opgetekend, Zijn geest heeft ze bijeengebracht. Hij heeft voor hen het lot geworpen, hun het land toebedeeld met het meetlint. Voor altijd krijgen ze het in bezit, ze wonen daar voorgoed.