De HEER bereidt Zijn rechtsgeding voor, Hij staat klaar om over volken vonnis te wijzen. Zo luidt de aanklacht van de HEER tegen de oudsten en de vorsten van Zijn volk:
Jullie hebben Mijn wijngaard in brand gestoken en jullie huizen gevuld met wat je de armen ontnam. Hoe durven jullie Mijn volk te vertrappen en de armen zo zwaar te mishandelen? – spreekt God, de HEER van de hemelse machten.
Sions vrouwen te schande gezet.
De HEER zegt:
Kijk eens hoe hooghartig die vrouwen van Sion zijn; zie hen verwaand flaneren en verleidelijke blikken om zich heen werpen, hoor het rinkelen bij de trippelpasjes die ze maken. Daarom zal de HEER Sions vrouwen de sluier afrukken en hun voorhoofd ontbloten. Op die dag neemt Hij hun alle opschik af:
hun enkelringen, zonnetjes en maantjes, hun oorringen, armbanden en sluiers, hun hoofddoeken, enkelkettinkjes, borstlinten, reukflesjes en amuletten, de ringen aan hun handen en de ringetjes door hun neus, hun prachtige kleren, mantels, omslagdoeken en tasjes, hun doorschijnende gewaden, hemdjes, schouderdoeken en sjaals. Dan zal er stank zijn in plaats van balsemgeur en zullen er touwen zijn in plaats van gordels; kale schedels en geen fraaie kapsels, grove rouwkledij en geen mooie feestgewaden. Dit alles vervangt de schoonheid.
Sions mannen zullen vallen door het zwaard, haar soldaten sneuvelen in de strijd. Rouw en droefenis heersen in haar poorten. Berooid hurkt Sion neer op de grond.