Verschuil je tussen de rotsen, verberg je onder de grond, vlucht voor de vreselijke macht van de HEER, voor Zijn geduchte majesteit. Wie hoogmoedig was, slaat de ogen neer, wie trots was, buigt het hoofd. Want de dag komt dat alleen de HEER hoog verheven is. Op die dag zal de HEER van de hemelse machten zich keren tegen ieder die hoogmoedig is en trots, tegen ieder die zich verheven acht – ze worden vernederd! -, tegen alle ceders van de Libanon die zich zo trots verheffen, tegen de eiken van Basan, tegen de bergen met hun trotse hoogte en de heuvels die zich hoog verheffen, tegen iedere hoge toren, tegen elke machtige muur, tegen alle trotse handelsschepen, schepen met kostbare lading. Wie hoogmoedig was, buigt het hoofd, wie trots was, bijt in het stof. Want de dag komt dat alleen de HEER hoog verheven is. Dan zullen de afgoden in het niets verdwijnen. Men schuilt weg in rotsspelonken, in holen in de grond, op de vlucht voor de vreselijke macht van de HEER, voor Zijn geduchte majesteit, wanneer Zijn komst de aarde schokt. Op die dag zullen de mensen de afgoden, gesmeed van hun zilver en goud, gemaakt om te vereren, prijsgeven aan ratten en vleermuizen. Ze zullen wegschuilen in rotsholen, in kloven en bergspleten, op de vlucht voor de vreselijke macht van de HEER, voor Zijn geduchte majesteit, wanneer Zijn komst de aarde schokt.
Schenk de mens niet langer aandacht. Wat is hij zonder adem in zijn neus? Wat heeft hij te betekenen?