De priesters schenk Ik overvloedig offervlees. Ik overstelp Mijn volk met al het goede – spreekt de HEER.
Dit zegt de HEER:
In Rama hoort men klagen, bitter treuren. Rachel beweent haar zonen, zij wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer. Maar dit zegt de HEER:
Huil niet langer, droog je tranen. Je zorg voor hen wordt nu beloond – spreekt de HEER. Ze keren terug uit het land van de vijand. Je hebt een hoopvolle toekomst, je kinderen keren naar hun eigen land terug – spreekt de HEER.
Ik heb wel gehoord hoe Efraïm treurt:
“U hebt mij geslagen als een jonge os die nog niet is afgericht. Breng mij bij U terug, laat mij terugkeren, want U, HEER, bent mijn God. Ik ben tot inkeer gekomen, ik sla mijzelf nu ik mijn hart doorzie. Ik ben vol berouw, ik schaam mij diep, ga gebukt onder de zonden van mijn jeugd.” Is Efraïm niet Mijn geliefde zoon, is hij niet Mijn oogappel? Telkens als Ik over hem spreek rijst zijn beeld in Mij op, dan raak Ik diep bewogen. Ik móet Mij over hem ontfermen – spreekt de HEER.
Zet mijlpalen neer, plaats bakens, richt je aandacht op de weg die je volgt. Keer terug, vrouwe Israël, keer terug naar je steden. Hoe lang nog blijf je talmen, hoe lang nog blijf je eigenzinnig, vrouwe Israël? De HEER zal iets nieuws op aarde scheppen:
een vrouw maakt een man het hof.
Dit zegt de HEER van de hemelse machten, de God van Israël:
Ik zal hun lot ten goede keren, en dan zal in de steden van Juda, in het hele land, opnieuw te horen zijn:
“Moge de HEER je zegenen, Jeruzalem, woonplaats van gerechtigheid, heilige berg!” Stedelingen, boeren en herders zullen weer in Juda wonen. Wie dorstig zijn, zal Ik verkwikken; wie uitgeput zijn, geef Ik kracht.’
Hierop ontwaakte ik en sloeg mijn ogen op. De slaap had mij goedgedaan.
‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik Israël en Juda zal inzaaien met mensen en met dieren. Zoals Ik niet aarzelde om hen uit te rukken en te verwoesten, af te breken, kwaad te doen en te vernietigen, zo zal Ik niet aarzelen om hen te planten en op te bouwen – spreekt de HEER.