Zelfs de Libanon levert te weinig hout, te weinig wild voor een brandoffer. De volken betekenen niets in Zijn ogen, voor Hem zijn ze minder dan niets.
Met wie wil je God vergelijken, hoe is Hij uit te beelden? Met een godenbeeld misschien? Dat is door een ambachtsman gemaakt, door een edelsmid overtrokken met goud en zilverbeslag. Met een beeld, opgericht op een bergtop? Dat is maar een stuk hout dat niet vermolmt, met zorg gekozen door een vakman, die een godenbeeld wil maken dat niet omvalt.
Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Is het je niet van meet af aan verteld? Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld? Hij troont boven de schijf van de aarde – haar bewoners zijn als sprinkhanen -, Hij spreidt de hemel uit als een doek, spant hem uit als een tent om in te wonen. Hij maakt vorsten nietig, de leiders van de aarde onbeduidend:
nauwelijks zijn ze geplant, nauwelijks gezaaid, nauwelijks hebben ze wortel geschoten, of Hij blaast over hen, en ze verdorren en de stormwind neemt hen op als kaf. Met wie wil je Mij vergelijken, zegt de Heilige, aan wie ben Ik gelijk te stellen? Kijk omhoog:
wie heeft dit alles geschapen? Hij laat het leger sterren voltallig uitrukken, Hij roept ze bij hun naam, een voor een; door Zijn kracht en onmetelijke grootheid ontbreekt er niet één.
Jakob, waarom zeg je – Israël, waarom beweer je:
‘Mijn weg blijft voor de HEER verborgen, mijn God heeft geen oog voor mijn recht’? Weet je het niet? Heb je het niet gehoord? Een eeuwige God is de HEER, Schepper van de einden der aarde. Hij wordt niet moe, Hij raakt niet uitgeput, Zijn wijsheid is niet te doorgronden. Hij geeft de vermoeide kracht, de machteloze geeft Hij macht in overvloed. Jonge strijders worden moe en raken uitgeput, zelfs sterke helden struikelen, maar wie hoopt op de HEER krijgt nieuwe kracht:
hij slaat zijn vleugels uit als een adelaar, hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput.