Kom van je troon af, zet je neer in het stof, vrouwe Babel; kies een zitplaats op de grond, vrouwe Chaldea. Niet langer noemt men je teergevoelig en verfijnd. Pak de handmolen, maal het graan. Sla je sluier terug, schort je rokken op, ontbloot je dijen, doorwaad rivieren. Naakt word je tentoongesteld, openlijk zul je te schande staan. Zo neem Ik wraak, en niemand houdt me tegen. – Hij is onze Bevrijder, de Heilige van Israël, Zijn naam is HEER van de hemelse machten.
Ga zitten, wees stil, tast rond in het duister, vrouwe Chaldea. Niet langer noemt men je ‘Meesteres over koninkrijken’. Ik was tegen Mijn volk in woede ontstoken, Ik heb Mijn eigen land ontwijd. Ik heb Mijn volk aan jou uitgeleverd en je hebt het niet ontzien, zelfs de oudsten heb je een zeer zwaar juk opgelegd. Je zei:
‘Ik ben en ik blijf meesteres, voor altijd.’ Maar je had geen oog voor de loop der dingen, hoe dit zou eindigen, heb je niet voorzien.