Profetie over Tyrus.
Weeklaag, schepen uit Tarsis, want alle huizen zijn verwoest. Bij terugkeer uit het land der Kittiërs kwam het jullie ter ore. Schreeuw het uit, bewoners van de kuststreek. Kooplui van Sidon, jullie hebben de zeeën bevaren en zijn van het grote water rijk geworden; het graan van Sichor, geoogst aan de Nijl, hebben jullie met winst verkocht. Sidon was de handelaar onder de volken. Schaam je, Sidon, vesting van de zee, want de zee klaagt je aan:
‘Heb ik dan geen weeën gehad, geen kinderen gebaard? Geen zonen grootgebracht, geen dochters opgevoed?’ Wanneer het bericht Egypte bereikt, zal iedereen beven van angst om die tijding over Tyrus.
Steek over naar Tarsis, weeklaag, bewoners van de kuststreek. Is dit nu jullie bruisende stad, gesticht in een ver verleden, met wingewesten overzee? Wie heeft aldus besloten over Tyrus, die stad zo kwistig met kronen, waar de handelaars vorsten waren en de kooplui groten der aarde? De HEER van de hemelse machten! Hij heeft besloten Tyrus van zijn luister te beroven en de groten der aarde klein te maken.
Ga nu het land bewerken, Tarsis, zoals de boeren langs de Nijl, want je scheepswerven zijn gesloten.