Het volk keert niet terug naar wie hen sloeg, de HEER van de hemelse machten zoeken zij niet. Daarom zal de HEER bij Israël in één haal kop en staart, palmtak en riet afsnijden; de kop zijn de oudsten en aanzienlijken, en de staart de leugenprofeten. De leiders van het volk misleiden het, het volk dat leiding zoekt, is op een dwaalspoor gebracht. Daarom wil de Heer hun jongeren niet sparen, zich over hun wezen en weduwen niet ontfermen. Heel het volk is goddeloos en zondig, iedereen verkondigt dwaasheid. Maar nog is Zijn woede niet bekoeld, nog is Zijn hand tegen hen opgeheven.
Hun goddeloosheid is als een verterend vuur:
dorens en distels verbranden, het bos vat vlam, en alles verdwijnt in dikke rook. De toorn van de HEER van de hemelse machten zal het land in duisternis hullen, het volk valt ten prooi aan het vuur. De mensen zullen elkaar niet ontzien:
men bijt naar rechts, maar de honger blijft, men hapt naar links, maar raakt niet verzadigd, zelfs het vlees van hun verwanten eten zij. Manasse eet Efraïm, Efraïm Manasse, en samen storten zij zich op Juda. Maar nog is Zijn woede niet bekoeld, nog is Zijn hand tegen hen opgeheven.