Op die dag zal de HEER ingrijpen:
Hij trekt Zijn groot en machtig zwaard tegen Leviatan, de snelle, kronkelende slang, en Hij zal Leviatan doden, het monster in de zee.
Hoop voor Israël.
Op die dag zal men de prachtige wijngaard bezingen. Ik, de HEER, houd de wacht over Mijn wijngaard, steeds opnieuw bevloei Ik hem. Dag en nacht zal Ik de wacht houden, zodat niemand hem kan schaden; Ik koester Mijn woede niet. Maar zou Ik dorens en distels dulden? Strijdbaar ga Ik erop af, al dat onkruid steek Ik in brand – tenzij men Mijn bescherming zoekt en vrede met Mij sluit, ja, vrede sluit met Mij. De tijd zal komen dat Jakob zal wortelen, dat Israël zal uitbotten en bloeien. En de vruchten van zijn oogst zullen de hele aardbodem bedekken.
Heeft de HEER Israël geslagen zoals Hij hen slaat die Israël sloegen? Of heeft Hij het gedood zoals Hij doodt wie Israël doodden? Door hen uiteen te jagen en te verstrooien heeft Hij een rechtsgeding tegen hen gevoerd, met een verschroeiende wind uit het oosten heeft Hij hen verdreven. Hij verbrijzelt alle altaarstenen alsof het kalksteen is, elk wierookaltaar wordt omvergehaald, elke Asjerapaal wordt omgehakt. Zo wordt afgerekend met Jakobs wandaden, zo wordt zijn schuld vereffend. Daar ligt de versterkte stad, eenzaam, ontvolkt, verlaten als de woestijn. Kalveren weiden en rusten er, ze vreten de takken kaal; vrouwen breken de verdorde twijgen af en gebruiken ze voor hun vuur. Omdat dit volk ieder inzicht mist, kent zijn Maker geen ontferming, toont zijn Schepper geen genade.
Op die dag zal de HEER de aren dorsen van de Eufraat tot aan de wadi die de grens met Egypte vormt. Dan zullen jullie, kinderen van Israël, als aren gelezen worden, één voor één. Op die dag wordt op de grote ramshoorn geblazen. Zij die verbannen waren naar Assyrië of verdreven naar Egypte, zullen terugkeren en zich neerbuigen voor de HEER, op de heilige berg in Jeruzalem.