HEER, Uw opgeheven hand ziet hij niet. Laat hem dan tot zijn schande zien hoe U ijvert voor Uw volk, hoe het vuur Uw vijand verteert. HEER, geef ons vrede, alles wat wij deden, hebt U voor ons gedaan. HEER, onze God, andere heren hebben ons in hun macht gehad, maar alleen Uw naam zullen wij prijzen. Doden zullen niet herleven, schimmen niet opstaan. U bent tegen hen opgetreden, hebt hen vernietigd, elke herinnering aan hen hebt U uitgewist. Uw volk hebt U groot gemaakt, HEER, en zo voor Uzelf roem verworven. U hebt Uw volk groot gemaakt en het land naar alle kanten uitgebreid. HEER, in onze nood hebben wij U gezocht; toen U ons tuchtigde, riepen wij U aan. Zoals een zwangere vrouw in barensnood ineenkrimpt en schreeuwt in haar weeën, zo verschenen wij voor U, o HEER. Wij waren zwanger en krompen ineen, maar al wat we baarden was lucht; wij brachten het land geen uitkomst, op aarde werd geen mens meer geboren.
Jullie doden zullen herleven, de lijken opstaan. Ontwaak, jullie daar in het stof, en jubel! Uw dauw is een dauw die leven geeft, de aarde brengt haar schimmen weer tot leven.
Trek je terug in je kamers, Mijn volk, en sluit de deur achter je. Nog een korte tijd, tot de woede bekoeld is. Zie hoe de HEER Zijn woning verlaat en de mensen op aarde voor hun wandaden laat boeten. Het onschuldige bloed dat op haar is vergoten wordt door de aarde aan het licht gebracht, ze zal het niet langer verbergen.