Halleluja!
Loof de HEER, want Hij is goed, eeuwig duurt Zijn trouw. Wie kan Zijn machtige daden verwoorden, wie de roem van de HEER laten klinken? Gelukkig wie zich houden aan het recht en doen wat rechtvaardig is, telkens weer.
Denk aan mij, HEER, uit liefde voor Uw volk, zie naar mij om wanneer U het komt redden, dan zal ik Uw uitverkorenen gelukkig zien, vreugde vinden in de vreugde van Uw volk, vervuld zijn van trots op Uw liefste bezit.
Wij hebben gezondigd zoals onze voorouders, wij hebben gefaald en kwaad bedreven. Toen onze voorouders in Egypte waren, sloegen zij geen acht op Uw wonderen, dachten zij niet aan Uw tekenen van trouw, en kwamen in opstand aan de oever van de Rietzee.
Toch redde Hij hen, tot eer van Zijn naam, om hun Zijn macht te tonen. Op Zijn dreigen viel de Rietzee droog, Hij leidde hen door de diepte als door een woestijn.
Hij redde hen uit de greep van hun haters, verloste hen uit de greep van de vijand. Het water bedekte hun belagers, niet één van hen bleef in leven.
Toen hadden zij vertrouwen in Zijn woorden en bezongen ze Zijn roem, maar snel vergaten zij wat Hij gedaan had, ze wachtten niet geduldig Zijn plannen af.
Onverzadigbaar was hun eetlust in de woestijn, ze daagden God uit in het dorre land. Hij gaf hun wat zij verlangden, zo veel dat ze erin stikten.
In het kamp werden zij afgunstig op Mozes, en op Aäron, de heilige dienaar van de HEER. De aarde opende zich:
verzwolgen werd Datan en bedolven de bende van Abiram. Vuur verbrandde hun aanhang, een felle vlam heeft de schuldigen verteerd.