God staat op, Zijn vijanden stuiven uiteen, Zijn haters vluchten als Hij verschijnt. U verdrijft ze zoals wind de rook verdrijft. Zoals was smelt bij het vuur, zo vergaan de zondaars als God verschijnt. Maar de rechtvaardigen verblijden zich, zij juichen als God verschijnt, uitgelaten van vreugde.
Zing voor God, bezing Zijn naam, maak ruim baan voor Hem die door de vlakten rijdt, HEER is Zijn naam, jubel als Hij verschijnt:
vader van wezen, beschermer van weduwen, God in Zijn heilig verblijf. God geeft eenzamen een thuis en gevangenen vrijheid en voorspoed. Maar opstandigen zullen wonen op dorre grond.
God, toen U optrok aan het hoofd van Uw volk, toen U voortschreed door de woestijn, beefde de aarde, en water stortte uit de hemel toen God verscheen, de heerser van de Sinai, toen God verscheen, de God van Israël.
U liet een milde regen neerdalen, God, en schonk Uw uitgeput land nieuwe kracht. Uw kleine kudde ging er wonen, in Uw goedheid, God, gaf U het aan de zwakken.
De HEER sprak een bevel uit, een menigte vrouwen zei het voort:
‘Koningen vluchten, hun legers vluchten, thuis verdelen de vrouwen de buit en jullie slapen bij de schaapskooi!’
De vleugels van de duif waren met zilver bedekt, haar slagpennen met geelgroen goud:
de Ontzagwekkende dreef koningen uiteen, sneeuw viel neer op de Salmon.
Machtige berg, berg van Basan, veeltoppige berg, berg van Basan, waarom afgunstig, veeltoppig gebergte, op de berg die God als zetel koos? De HEER woont daar voor eeuwig.
Met machtige wagens, tweemaal tienduizend, met duizenden en duizenden, trok de Heer van de Sinai naar het heiligdom. U voerde gevangenen mee, eiste gaven van opstandige mensen, en steeg op naar Uw woning, HEER, onze God.