De zondaar vraagt te leen en brengt niet terug, de rechtvaardige geeft, uit mededogen. Gods gezegenden zullen het land bezitten, de vervloekten worden verdelgd.
Wie de HEER welgevallig is, mag Zijn weg gaan met vaste tred. Al komt hij ten val, hij blijft niet liggen, want de HEER richt hem op.
Ooit was ik jong, nu ben ik oud, en nooit zag ik dat een rechtvaardige werd verlaten, nooit zag ik Zijn kinderen zoeken naar brood; Hij is vol mededogen en leent uit, elke dag, voor Zijn kinderen is Hij een zegen.
Mijd het kwade en doe het goede, en je zult voor eeuwig wonen in het land, want de HEER heeft gerechtigheid lief, wie Hem trouw zijn, verlaat Hij niet.
Zij blijven voor eeuwig behouden, maar het nageslacht van zondaars wordt verdelgd. De rechtvaardigen zullen het land bezitten en het bewonen, hun leven lang.
De mond van de rechtvaardige spreekt wijsheid, zijn tong spreekt gerechtigheid, hij draagt de wet van God in zijn hart en zijn voeten struikelen niet.
De zondaar loert op de rechtvaardige en zoekt een kans om hem te doden, maar de HEER laat Zijn dienaar niet los:
wordt hij aangeklaagd, vrijspraak zal volgen.
Vestig je hoop op de HEER en blijf op de weg die Hij wijst, Hij zal je aanzien geven en grondbezit, je zult beleven dat zondaars worden verdelgd.
Ik heb een zondaar gezien, een uitbuiter, hij groeide uit als een woekerende laurier; op een dag was hij verdwenen, ik zocht hem en ik vond hem niet.
Zie de onschuldigen, kijk naar de oprechten:
wie vredelievend zijn hebben de toekomst. Maar zondaars worden verdelgd, er is geen toekomst voor een slecht mens.
De rechtvaardigen vinden redding bij de HEER, Hij is hun toevlucht in tijden van nood. De HEER heeft hen altijd geholpen en bevrijd, Hij bevrijdt hen ook nu van de zondaars, Hij redt hen, want zij schuilen bij Hem.