Groot is de HEER, Hem komt alle lof toe. In de stad van onze God, op Zijn heilige berg – schone hoogte, vreugde van heel de aarde, Sionsberg, flank op het noorden, zetel van de grote Koning – in haar vesting weet men:
God is onze burcht.
Koningen sloten zich aaneen, samen trokken zij ten strijde. Maar wat zij zagen, verbijsterde hen, verschrikt namen zij de vlucht.
Een siddering greep hen daar aan, zoals krampen een barende vrouw, zoals de oosterstorm inbeukt op schepen uit Tarsis.
In de stad van de HEER van de hemelse machten, in de stad van onze God, hebben wij gezien wat wij hadden gehoord:
God houdt haar voor eeuwig in stand.
In Uw tempel, God, gedenken wij Uw blijken van trouw. Zoals Uw naam, o God, zo reikt ook Uw roem tot aan de einden der aarde, Uw rechterhand is vol van gerechtigheid. De Sionsberg verheugt zich, de steden van Juda juichen om Uw rechtvaardige daden.
Ga rond Sion, trek eromheen, tel zijn torens. Bezie met aandacht zijn muren, bewonder zijn vesting en vertel aan uw nageslacht:
‘Zo is God, onze God, nu en altijd, Hij is het die ons leidt, voor eeuwig.’