Hij zei ook tegen degene die Hem had uitgenodigd:
‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’ Toen een van de anderen die aan tafel aanlagen dit hoorde, zei Hij tegen hem:
‘Gelukkig al wie zal deelnemen aan de maaltijd in het koninkrijk van God!’ Jezus vervolgde:
‘Iemand wilde een groot feestmaal geven en nodigde tal van gasten uit. Toen het tijd was voor het feestmaal, stuurde hij zijn dienaar naar de genodigden om tegen hen te zeggen:
“Kom, want alles is klaar.” Maar een voor een begonnen ze zich te verontschuldigen. De eerste zei:
“Ik heb net een akker gekocht, die ik beslist moet gaan bekijken. Tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” En een ander zei:
“Ik heb vijf span ossen gekocht en ik ga ze keuren; tot mijn spijt kan ik de uitnodiging niet aannemen.” Weer een ander zei:
“Ik ben pas getrouwd en daarom kan ik niet komen.”
Toen de dienaar teruggekomen was, bracht hij zijn heer verslag uit. De heer des huizes ontstak in woede en zei tegen zijn dienaar:
“Ga vlug de stad in en breng uit de straten en stegen de armen en kreupelen en blinden en verlamden hierheen.” Toen de dienaar hem kwam melden:
“Heer, wat u hebt opgedragen is gebeurd, en nog is er plaats, ” zei de heer tegen hem:
“Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit, want mijn huis moet vol zijn. Ik zeg jullie:
niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal proeven.”‘