Van Uw liefde, HEER, wil ik eeuwig zingen, van Uw trouw getuigen, geslacht na geslacht. Ik belijd:
Uw liefde houdt eeuwig stand, Uw trouw hebt U in de hemel gevestigd.
‘Ik heb met mijn uitverkorene een verbond gesloten, aan Mijn dienaar David gezworen:
Uw dynastie zal Ik voor eeuwig vestigen, uw troon in stand houden, geslacht na geslacht.’
HEER, laat de hemel dit wonder prijzen, laat de kring van hemelingen U loven om Uw trouw. Want wie daar boven kan de HEER evenaren, wie van de goden zich meten met de HEER, met God, zeer geducht in de raad van de hemelingen, gevreesd bij allen die Hem omringen?
HEER, God van de hemelse machten, HEER, wie is zo sterk als U? Trouw omhult U als een mantel. U heerst over de hoog rijzende zee – verheffen zich haar golven, U brengt ze tot rust. U hebt Rahab verpletterd en doorboord, met krachtige arm Uw vijanden verstrooid.
Van U is de hemel, van U ook de aarde, de wereld met alles wat er leeft, hebt U gegrond, het noorden, het zuiden, U hebt ze geschapen, Tabor en Hermon bejubelen Uw naam.
Uw arm verricht heldendaden, krachtig is Uw hand, geheven Uw rechterarm, Uw troon rust op recht en gerechtigheid, liefde en waarheid staan in Uw dienst.
Gelukkig het volk dat van Uw roem getuigt en leeft, HEER, in het licht van Uw gelaat. Juichend roepen zij Uw naam, dag aan dag, door Uw gerechtigheid richten zij zich op.
U bent de glans van onze kracht, door Uw gunst verhoogt U ons aanzien. Aan de HEER danken wij ons schild, aan de Heilige van Israël onze koning.