Was de HEER niet voor ons geweest, – Israël, blijf het herhalen – was de HEER niet voor ons geweest toen de mensen zich tegen ons keerden, ze hadden ons levend verslonden, zo hevig was hun woede.
Dan had het water ons meegesleurd, de stroom ons overspoeld, wij zouden zijn overspoeld door het ziedende water.
Geprezen de HEER, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden:
wij zijn als een vogel ontsnapt uit het net van de vogelvangers, het net is gescheurd en wij, wij zijn ontkomen.
Onze hulp is de naam van de HEER die hemel en aarde gemaakt heeft.