Wij loven, God, wij loven U, Uw naam is ons nabij, Uw wonderen gaan van mond tot mond.
‘Ja, Ik bepaal of de tijd is gekomen, Ik zal oordelen naar recht en wet. Al beeft de aarde met haar bewoners, Ik heb haar op zuilen vastgezet.
Tot de hoogmoedigen zeg ik:
Wees niet hoogmoedig, tot de trotse zondaars:
Verhef je niet, verhef je niet tegen de hemel, spreek niet op hoge toon.’
Niet uit het oosten, niet uit het westen, niet uit de woestijn komt verheffing, het is God die rechtspreekt en de een vernedert, de ander verheft.
In Zijn hand houdt de HEER een beker met wijn, schuimend en bitter gekruid, Hij schenkt hem uit aan de zondaars op aarde, zelfs de droesem moeten zij drinken.
Ik wil er altijd over spreken, erover zingen voor de God van Jakob:
‘De trots van de zondaar zal Ik breken, de rechtvaardige zal worden verheven.’