Bestrijd, HEER, wie mij bestrijden, vecht tegen wie mij bevechten, wapen U, grijp het schild, sta op om mij te helpen!
Zwaai met Uw speer en strijdbijl en werp ze naar mijn achtervolgers. Zeg tegen mij:
‘Ik ben het die je redt.’
Dat beschaamd en vernederd worden wie mij naar het leven staan, dat eerloos terugdeinzen wie mij kwaad willen doen.
Laten zij verwaaien als kaf in de wind wanneer de engel van de HEER hen opjaagt, laat hun weg donker en glad zijn wanneer de engel van de HEER hen vervolgt.
Zonder reden hebben ze een net gespannen, zonder reden een kuil voor mij gegraven. Laat hen ten onder gaan voor zij het weten, verstrikt raken in hun eigen netten en zelf de ondergang tegemoet gaan.
Dan zal ik juichen om de HEER, mij verheugen over de redding die Hij brengt. Uit de grond van mijn hart zal ik zeggen:
‘HEER, wie is aan U gelijk? U bevrijdt de zwakken van hun onderdrukkers, de zwakken en de armen van hun uitbuiters.’
Valse getuigen staan tegen mij op en vragen mij naar wat ik niet weet. Ze vergelden goed met kwaad, ik voel mij van ieder verlaten.
Waren zij ziek, ik trok een boetekleed aan, en bleef mijn gebed onverhoord, ik pijnigde mij door te vasten. Ik liep rond als waren zij vrienden, broers, ik ging in het zwart gehuld en liep gebogen als iemand die rouwt om zijn moeder.