Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen hem of ze Jezus konden ontmoeten. Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. Jezus zei:
‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Waarachtig, Ik verzeker u:
als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven. Wie Mij dient moet Mij volgen:
waar Ik ben zal ook Mijn dienaar zijn, en wie Mij dient zal door de Vader geëerd worden.
Nu ben Ik doodsbang. Wat moet Ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan Mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben Ik juist gekomen. Laat nu zien hoe groot Uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel:
‘Ik heb Mijn grootheid getoond en Ik zal Mijn grootheid weer tonen.’ De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden:
‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen Hem gesproken had. Jezus zei:
‘Die stem heeft niet voor Mij gesproken, maar voor u. Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. Wanneer Ik van de aarde omhooggeheven word, zal Ik iedereen naar Mij toe halen.’ Daarmee bedoelde Hij de wijze waarop Hij zou sterven. ‘Maar wij hebben uit de wet begrepen dat de Messias eeuwig blijft leven, ‘zeiden de mensen, ‘waarom zegt U dan dat de Mensenzoon omhooggeheven moet worden? Wie is die Mensenzoon?’ ‘Nog een korte tijd is het Licht bij u, ‘antwoordde Jezus. ‘Ga uw weg zolang het licht is en laat de duisternis u niet overvallen; wie in het donker loopt weet niet waar hij heen gaat. Geloof in het Licht zolang u het Licht bij u hebt, dan bent u kinderen van het Licht.’ Na deze woorden ging Jezus weg en Hij hield zich voor hen schuil.