Hij sprak de woorden van dit lied tot de HEER toen de HEER hem aan de greep van zijn vijanden had ontrukt, ook aan die van Saul. Hij zei:
Ik heb U lief, HEER, mijn sterkte, HEER, mijn rots, mijn vesting, mijn bevrijder, God, mijn steenrots, bij U kan ik schuilen, mijn schild, kracht die mij redt, mijn burcht. Ik roep:
‘Geloofd zij de HEER,’ want ik ben van mijn vijanden verlost.
Mij omsloten de banden van de dood, de kolkende afgrond joeg mij angst aan, de banden van het dodenrijk omklemden mij, op mijn weg lagen de valstrikken van de dood.
In mijn nood riep ik tot de HEER, ik schreeuwde naar mijn God om hulp. In Zijn paleis hoorde Hij mijn stem, mijn roepen bereikte Zijn oren.
Toen schudde en schokte de aarde, de bergen trilden op hun grondvesten, beefden omdat Hij vlamde van woede, rook steeg op uit Zijn neus, verterend vuur kwam uit Zijn mond, Hij spuwde hete as.
Hij schoof de hemel open en daalde af, duisternis onder Zijn voeten, Hij besteeg de cherub en vloog, zwevend op de vleugels van de wind.
Hij maakte van het donker Zijn schuilplaats, trok een tent om zich heen van duister water, dichte wolken. Een vuurgloed ging voor Hem uit, wolken joegen voort, hagel en gloeiende as.
De donder van de HEER klonk aan de hemel, de Allerhoogste verhief Zijn stem:
hagel en gloeiende as. Hij schoot zijn pijlen en sloeg de vijanden uiteen, wierp zijn bliksemschichten en verdreef hen.
De beddingen van het water werden zichtbaar, de grondvesten van de wereld kwamen bloot door Uw dreigende blik, HEER, door de briesende adem uit Uw neus.
Hij bood hulp van omhoog, greep mij vast en trok mij op uit de woeste wateren, ontrukte mij aan mijn machtige vijand, aan mijn haters, die sterker waren dan ik.
Op de dag van mijn ondergang vielen zij aan, maar de HEER was mij tot steun. Hij leidde mij weg uit de nood en gaf mij ruimte, bevrijdde mij, omdat Hij mij liefhad.
De HEER heeft mijn onschuld vergolden, mij beloond voor mijn reine handen:
ik volgde de wegen die de HEER had gewezen en werd mijn God niet ontrouw, Zijn voorschriften hield ik voor ogen, Zijn wetten wees ik nooit af.