Een hooggeplaatst persoon vroeg Hem:
‘Goede Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ Jezus antwoordde:
‘Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed, alleen God. U kent de geboden:
pleeg geen overspel, pleeg geen moord, steel niet, leg geen vals getuigenis af, toon eerbied voor uw vader en uw moeder.’ De man zei:
‘Aan dat alles heb ik me sinds mijn jeugd gehouden.’ Toen Jezus dat hoorde, zei Hij:
‘Nog één ding ontbreekt u. Verkoop alles wat u hebt en verdeel de opbrengst onder de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten. Kom daarna terug en volg Mij!’ Toen de man dat hoorde, werd hij diepbedroefd. Hij was namelijk zeer rijk.
Toen Jezus zag dat de man zo bedroefd werd, zei Hij:
‘Wat is het moeilijk voor rijken om het koninkrijk van God binnen te gaan. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan.’ Daarop zeiden zijn toehoorders:
‘Wie kan er dan nog gered worden?’ Jezus zei:
‘Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.’ Toen zei Petrus:
‘Maar wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten om U te volgen.’ Jezus zei tegen hen:
‘Ik verzeker jullie:
iedereen die huis of vrouw, broers of zusters, ouders of kinderen heeft achtergelaten omwille van het koninkrijk van God, zal reeds in deze tijd het veelvoudige ontvangen en in de tijd die komt het eeuwige leven.’