Toen de dag van haar bevalling was aangebroken, bracht Elisabet een zoon ter wereld. Haar buren en verwanten hoorden hoe barmhartig de Heer voor haar was geweest, en ze verheugden zich samen met haar. Op de achtste dag kwamen ze het kind besnijden, en ze wilden het Zacharias noemen, naar zijn vader. Maar zijn moeder zei:
‘Nee, Johannes zal hij heten!’ Ze zeiden tegen haar:
‘Er is niemand in je familie die zo heet.’ Ze beduidden zijn vader te laten weten hoe hij het kind wilde noemen. Hij vroeg om een schrijftablet en schreef erop:
‘Johannes is zijn naam.’ Iedereen was verbaasd. En meteen werd de verlamming van zijn mond en zijn tong ongedaan gemaakt, en hij begon te spreken en loofde God. Alle omwonenden waren diep onder de indruk, en in heel het bergland van Judea werden deze gebeurtenissen besproken. Ieder die het hoorde bleef erover nadenken, en vroeg zich af:
Hoe zal het verder gaan met dit kind? Want de machtige hand van de Heer beschermde hem.