Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landheer die een wijngaard aanlegde en hem omheinde. Hij groef er een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Toen verpachtte hij hem aan wijnbouwers en ging op reis. Tegen de tijd van de druivenoogst stuurde hij zijn knechten naar de wijnbouwers om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de wijnbouwers grepen de knechten, ze mishandelden er een, doodden een ander en stenigden een derde. Daarna stuurde de landheer andere knechten, een grotere groep dan eerst, maar met hen deden ze hetzelfde. Ten slotte stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte:
Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze onder elkaar:
“Dat is de erfgenaam! Kom op, laten we hem doden en zo zijn erfenis opstrijken, ” en ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. Wanneer nu de eigenaar van de wijngaard komt, wat moet hij dan met die wijnbouwers doen?’ Ze antwoordden:
‘De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen en de wijngaard verpachten aan andere wijnbouwers, die de vruchten wel aan hem afdragen wanneer het daar de tijd voor is.’ Daarop zei Jezus tegen hen:
‘Hebt u dit nooit in de Schriften gelezen:
“De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien.”
Daarom zeg Ik u:
het koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen. Wie over die steen struikelt zal gebroken worden, en iedereen op wie die steen valt zal worden verpletterd.’