Terwijl ze aten, nam Hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei:
‘Neem hiervan, dit is Mijn lichaam.’ En Hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. Hij zei tegen hen:
‘Dit is Mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. Ik verzeker jullie:
Ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat Ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’
Nadat ze de lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. Jezus zei tegen hen:
‘Jullie zullen allemaal ten val komen, want er staat geschreven:
“Ik zal de herder doden, en de schapen zullen uiteengedreven worden.” Maar nadat Ik uit de dood ben opgewekt, zal Ik jullie voorgaan naar Galilea.’ Petrus zei tegen Hem:
‘Misschien zal iedereen ten val komen, maar ik niet!’ Jezus antwoordde:
‘Ik verzeker je:
juist jij zult me vannacht, nog voor de haan tweemaal gekraaid heeft, driemaal verloochenen.’ Maar Petrus hield met grote stelligheid vol:
‘Al zou ik met U moeten sterven, ik zal U nooit verloochenen.’ Alle anderen zeiden iets dergelijks.