Meteen daarna gelastte Hij Zijn leerlingen in de boot te stappen en alvast naar de overkant te varen, naar Betsaïda; intussen zou Hijzelf de menigte wegsturen. Nadat Hij afscheid van de mensen had genomen, ging Hij de berg op om er te bidden. Bij het vallen van de avond was de boot midden op het meer, en Hij was alleen aan land.
Toen Hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep Hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en Hij wilde hen voorbijlopen.
Toen ze Hem over het water zagen lopen, dachten ze dat Hij een geestverschijning was en ze schreeuwden het uit. Ze hadden Hem allemaal gezien en raakten in paniek. Maar Hij sprak hen meteen aan en zei:
‘Blijf kalm! Ik ben het, wees niet bang.’ Hij stapte bij hen in de boot en de wind ging liggen. Zijn leerlingen waren helemaal van hun stuk gebracht. Ze waren niet tot inzicht gekomen door wat er met de broden was gebeurd, omdat ze hardleers waren.
Nadat ze waren overgestoken, kwamen ze bij Gennesaret aan land en daar legden ze aan. Toen ze uit de boot stapten, werd Hij meteen herkend. In het hele gebied ontstond een druk komen en gaan van mensen, die zieken op draagbedden meenamen naar elke plaats waarvan ze hoorden dat Hij daar was. Overal waar Hij kwam, in dorpen, steden en gehuchten, legden ze de zieken op het plein. Ze smeekten Hem of ze ten minste de zoom van Zijn kleed mochten aanraken. En iedereen die Hem aanraakte, werd gered en genas.