Toen dit tot hem was doorgedrongen, ging hij naar het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus, waar een groot gezelschap bijeen was gekomen om te bidden. Nadat hij op de deur van het voorportaal had geklopt, kwam er een dienstmeisje, dat Rhode heette, om open te doen, maar toen ze de stem van Petrus herkende, was ze zo blij dat ze vergat de deur te openen en naar binnen rende om te zeggen dat Petrus voor de poort stond. ‘Je bent niet goed wijs,’ zeiden ze tegen haar, maar ze bleef volhouden dat het echt zo was. ‘Dan is het zijn beschermengel,’ zeiden ze ten slotte. Intussen stond Petrus nog steeds aan de poort te kloppen. Toen ze dan toch opendeden, zagen ze tot hun grote verbazing dat hij het was. Hij gebaarde dat ze moesten zwijgen en legde uit hoe de Heer hem uit de gevangenis had bevrijd. Daarna zei hij:
‘Stel Jakobus en de anderen hiervan op de hoogte.’ Toen vertrok hij naar elders.
Bij het aanbreken van de dag ontstond er enorme opschudding onder de soldaten, die zich afvroegen wat er met Petrus gebeurd kon zijn. Herodes liet tevergeefs naar hem zoeken. Na de bewakers verhoord te hebben, gaf hij bevel hen terecht te stellen. Vervolgens reisde hij van Judea naar Caesarea, waar hij enige tijd bleef.