Hij nam de twaalf apart en zei tegen hen:
‘We zijn nu op weg naar Jeruzalem, en alles wat door de profeten is geschreven zal men de Mensenzoon laten ondergaan. Want Hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen en worden bespot en mishandeld en bespuwd. En nadat Hij is gegeseld, zal Hij worden gedood, maar op de derde dag zal Hij opstaan.’ De leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen, en ze konden maar niet bevatten wat Hij had gezegd.
Toen Hij in de buurt van Jericho kwam, zat er langs de weg een blinde te bedelen. Toen de blinde een menigte voorbij hoorde komen, vroeg hij wat er gaande was. Ze zeiden tegen hem:
‘Jezus uit Nazaret komt voorbij.’ Daarop riep de blinde:
‘Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Degenen die voorop liepen, snauwden hem toe dat hij moest zwijgen, maar hij schreeuwde des te harder:
‘Zoon van David, heb medelijden met mij!’ Jezus bleef staan en zei dat men de blinde bij Hem moest brengen. Toen deze voor Hem stond, vroeg Hij hem:
‘Wat wilt u dat Ik voor u doe?’ De blinde antwoordde:
‘Heer, zorg dat ik weer kan zien.’ Jezus zei:
‘Zie weer! Uw geloof heeft u gered.’ Onmiddellijk kon hij weer zien en hij volgde Hem terwijl hij God loofde. Alle mensen die getuige waren geweest van dit voorval brachten hulde aan God.