Jezus vroeg hem:
‘Hoe heet je?’ Hij antwoordde:
‘Legioen’ –er woonden namelijk veel demonen in hem. Ze smeekten Hem hun niet te bevelen naar de onderwereld te gaan. Op de berghelling liep op dat ogenblik een grote kudde varkens te grazen, en de demonen smeekten Jezus om hun toe te staan hun intrek in de varkens te nemen. Hij stond hun dat toe. Toen ze uit de man waren weggegaan, trokken ze in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk. Toen de varkenshoeders dat zagen, sloegen ze op de vlucht en vertelden in de stad en in de dorpen wat er was gebeurd. Vele mensen gingen op weg om met eigen ogen te zien wat er was voorgevallen. Toen ze bij Jezus kwamen, troffen ze daar de man aan uit wie de demonen waren weggegaan. Hij zat aan Jezus’ voeten, gekleed en bij zijn volle verstand, en toen ze dat zagen, werden ze door schrik bevangen. Degenen die alles gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene was gered.
En de hele mensenmenigte uit het gebied van de Gerasenen verzocht Hem hen te verlaten, want angst en ontzetting hadden hen aangegrepen. Jezus stapte in de boot om terug te gaan. De man bij wie de demonen waren weggegaan, vroeg Hem met aandrang bij Hem te mogen blijven. Maar Hij stuurde hem weg met de woorden:
‘Ga terug naar huis en vertel alles wat God voor u heeft gedaan.’ Hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem had gedaan.