Wat aarzel je dan nog? Sta op, laat je dopen en je zonden wegwassen, terwijl je Zijn naam aanroept.”
Later, toen ik terug was in Jeruzalem en in de tempel aan het bidden was, werd ik opeens gegrepen door een visioen. Ik zag de Heer, die tegen me zei:
“Haast je en vertrek meteen uit Jeruzalem, want ze zullen van jou geen getuigenis over Mij aanvaarden.” Ik zei:
“Heer, ze weten toch dat ik vroeger de mensen die in U geloven heb laten opsluiten in de gevangenis en dat ik hen in de synagogen heb laten geselen? Ook toen Stefanus zijn getuigenis over U met de dood moest bekopen, was ik erbij. Ik hield de mantels van degenen die hem doodden in bewaring en keurde de moord op hem goed.” Maar Hij zei tegen mij:
“Ga, want Ik wil je naar de heidenen sturen, ver van hier.”’
Tot zover had de menigte naar Paulus geluisterd, maar nu begon iedereen luidkeels te roepen:
‘Weg met die man! Zo iemand heeft niet het recht om te leven!’ Ze schreeuwden, gooiden met hun mantels en wierpen stof in de lucht. Daarop beval de tribuun Paulus de kazerne binnen te brengen. Hij gaf opdracht hem onder het toedienen van zweepslagen te verhoren, om te achterhalen waarom het volk zo tegen hem tekeerging. Maar toen ze hem al vastgebonden hadden voor de zweepslagen, zei Paulus tegen de centurio die erbij was:
‘Mogen jullie een Romeins burger geselen, en dan nog wel zonder vorm van proces?’ Toen de centurio dit hoorde, ging hij naar de tribuun om hem op de hoogte te stellen. Hij zei:
‘Wat bent u aan het doen? Die man is een Romein!’ De tribuun ging naar Paulus toe en vroeg:
‘Bent u werkelijk een Romeins burger?’ ‘Jazeker,’ antwoordde Paulus. De tribuun zei:
‘Ik heb een vermogen moeten betalen voor dat burgerrecht.’ Daarop zei Paulus:
‘Ik ben als Romeins burger geboren.’ Meteen lieten de soldaten, die op het punt stonden hem te verhoren, hem met rust, en ook de tribuun sloeg de schrik om het hart nu hij besefte dat hij een Romeins burger had laten vastbinden.