Toen Hij Betfage en Betanië bij de Olijfberg naderde, stuurde Hij twee van de leerlingen vooruit en zei tegen hen:
‘Ga naar het dorp daarginds. Daar zullen jullie een vastgebonden veulen vinden, dat nog nooit door iemand bereden is. Maak het los en breng het hier. Als iemand jullie vraagt:
“Waarom maken jullie het los?” moeten jullie antwoorden:
“De Heer heeft het nodig.”‘ De beide leerlingen gingen op weg en vonden het veulen, precies zoals Jezus had gezegd. Toen ze het dier losmaakten, vroegen de eigenaars hun:
‘Waarom maken jullie het los?’ Ze antwoordden:
‘De Heer heeft het nodig.’ Daarna brachten ze het veulen naar Jezus. Ze wierpen hun mantels over het dier en lieten Jezus erop zitten. Onderweg spreidden de leerlingen hun mantels voor Hem op de grond uit. Toen Hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien. Ze riepen:
‘Gezegend Hij die komt als koning, in de naam van de Heer! Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ Enkele Farizeeën in de menigte zeiden tegen Jezus:
‘Meester, berisp Uw leerlingen.’ Maar Hij antwoordde:
‘Ik zeg u:
als zij zouden zwijgen, dan zouden de stenen het uitschreeuwen.’