Daarna was er een Joods feest, en Jezus ging naar Jeruzalem. In Jeruzalem is bij de Schaapspoort een bad met vijf zuilengangen dat in het Hebreeuws Betzata heet. Daar lag een groot aantal zieken, blinden, kreupelen en misvormden. Er was ook iemand bij die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen; Hij wist hoe lang hij al ziek was en zei tegen hem:
‘Wilt u gezond worden?’ De zieke antwoordde:
‘Heer, als het water gaat bewegen is er niemand om mij erin te helpen; ik probeer het wel, maar altijd is een ander al vóór mij in het water.’ Jezus zei:
‘Sta op, pak uw mat op en loop.’ En meteen werd de man gezond:
hij pakte zijn slaapmat op en liep. Nu was het die dag sabbat. De Joden zeiden dan ook tegen de man die genezen was:
‘Het is sabbat, het is niet toegestaan een slaapmat te dragen!’ Maar hij zei tegen hen:
‘Degene die mij genezen heeft, zei tegen mij:
“Pak uw mat op en loop.”‘ ‘Wie zei dat tegen u?’ vroegen ze. Maar de man die genezen was kon niet zeggen wie het was, want Jezus was al verdwenen omdat daar zoveel mensen waren.
Later kwam Jezus hem tegen in de tempel en toen zei Hij tegen hem:
‘U bent nu gezond; zondig daarom niet meer, anders zal u iets ergers overkomen.’ De man ging aan de Joden vertellen dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. Het was omdat Jezus zulke dingen deed op sabbat, dat de Joden tegen Hem optraden. Maar Jezus zei:
‘Mijn Vader werkt aan één stuk door, en daarom doe Ik dat ook.’ Vanaf dat moment probeerden de Joden Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat ondermijnde, maar bovendien God Zijn eigen Vader noemde, en Zichzelf zo aan God gelijkstelde.