Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op Hem gericht. Hij zei tegen hen:
‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’ Allen betuigden Hem hun bijval en verwonderden zich over de genaderijke woorden die uit Zijn mond vloeiden, en ze zeiden:
‘Dat is toch de zoon van Jozef?’ En Hij zei tegen hen:
‘Ongetwijfeld zullen jullie me dit gezegde voorhouden:
Geneesheer, genees Uzelf. Doe alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd is, ook hier in uw vaderstad.’ Hij vervolgde:
‘Luister, Ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Maar Ik zeg het jullie zoals het is:
in de tijd van Elia, toen de hemel drie jaar en zes maanden lang gesloten bleef en er in het land een grote hongersnood uitbrak, waren er veel weduwen in Israël. Toch werd Elia niet naar een van hen gezonden, maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon. En in de tijd van de profeet Elisa waren er veel mensen in Israël die leden aan huidvraat, maar niemand van hen werd gereinigd, behalve de Syriër Naäman.’ Toen de aanwezigen in de synagoge dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven Hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten. Maar Hij liep midden tussen hen door en vertrok.